
Ik zag een spinneweb hangen in de lucht en zo mooi rond. Ik vroeg me af hoe krijgt een spin dat voor elkaar?
Ze klimt omhoog op een tak of iets anders, vaak op een strategische positie. Daar laat ze een dun draadje uit haar spintepels komen en steekt haar achterlijf omhoog zodat de draad door de luchtstroom wordt meegenomen. Ze stuurt het proces aan door hoogte, richting en timing te kiezen. Maar of die eerste draad echt ergens blijft haken, hangt af van toeval, wind en omgeving.
Als het ergens aan blijft plakken dan is haar eerste verbinding gelegd: een zwevende brug in de lucht.
Als er geen wind is, wacht ze tot er een luchtstroom opkomt. Soms zoekt ze dan kleinere afstanden uit of klimt ze zelf over een omweg naar een tweede plek, terwijl ze een draad achter zich aantrekt. Zo ontstaat toch die eerste verbinding.
Y
Ze loopt over de bruglijn heen en weer om hem steviger te maken. In het midden laat ze zich naar beneden zakken aan een nieuw draadje, als een abseiler. Onderaan maakt ze die draad vast aan wat ze maar tegenkomt: een twijgje, een steentje, een grasspriet. Zo ontstaat een soort Y-vorm: twee schuine lijnen boven en één draad recht naar beneden.
Wiel
Vanaf dat middelpunt begint ze met het bouwen van het wiel. Ze laat een nieuwe draad uit haar lijf komen en loopt via bestaande draden naar een nieuw punt aan de buitenrand, bijvoorbeeld een andere tak, muur of steentje. Daar maakt ze de draad vast. Dan loopt ze over diezelfde draad weer terug naar het centrum. Dat herhaalt ze. Steeds weer naar een ander punt, steeds weer terug naar het midden. Zo maakt ze draden in allerlei richtingen. Op den duur ontstaat een patroon van spaken, alsof je naar het binnenste van een fietswiel kijkt, met het hart precies in het midden.
Hulpspiraal
Als dat raamwerk stevig is, begint ze aan de hulpspiraal. Ze maakt een tijdelijke, niet-kleverige spiraal van binnen naar buiten. Die gebruikt ze als steunlijn, een soort steiger voor zichzelf. De afstanden tussen de spaken worden groter naarmate ze verder naar buiten werkt, dus de sprongetjes die ze maakt worden langer. Toch weet ze zich met haar lange poten behendig van draad naar draad te verplaatsen. Soms stapt ze schuin over, soms draait ze iets mee met het web. Ze voelt waar ze is, voelt wat stevig is, voelt waar ze verder kan.
Als de hulpspiraal klaar is, begint ze aan het echte vangnet: de kleverige spiraal.
Kleverige spiraal
Deze bouwt ze van buiten naar binnen, en elke nieuwe cirkel die ze maakt komt iets dichter bij het hart. Hierin blijft alles plakken wat te dicht in de buurt komt: muggen, vliegen, soms grotere insecten. Maar de spin weet precies waar ze wel en niet mag lopen. Ze beweegt zich alleen over de niet-kleverige delen van het web, haar route ligt al klaar.
Tijd
Een web bouwen kost haar meestal zo’n dertig tot zestig minuten, als alles meezit. Sommige soorten doen het zelfs elke avond opnieuw. Ze eten hun oude web op en hergebruiken de bouwstoffen voor een nieuw.
Mannetje of vrouwtje
De spin die dit hele web bouwt, is bijna altijd een vrouwtje. Mannetjes zijn kleiner, bouwen meestal geen web, en zijn vooral op zoek naar een partner. Het grote werk, zoals bouwen, wachten, vangen en zorgen is haar taak.
En zo ontstaat het web
Alles begint met één draadje
Een kleine spin
Met een groot verhaal
Ze schrijft niet met inkt maar met draad
En wat ze bouwt blijft hangen